Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.
Hier ben ik in Katwijk, héérlijk.
Ik herinner me nog heel goed, toen ik klein was, stond hier een circustent op het plein. En ik zei tegen m'n vriendin,'Ga je mee kijken?' Er stond een lange rij voor de kassa poeh... en duur ook! 'Dat kan ik nooit betalen, jij?' We wilden zo graag naar binnen! Ik zei: 'Weet je wat, zullen we proberen om stiekem naar binnen te komen?'
En we lopen achter de tent om, trekken een tentharing uit de grond, tillen het tentzeil omhoog en we zijn binnen! Wat een grote tent! We zien voor ons tribunes met alleen maar benen er op. 'Ah,' zeg ik, 'daar is een open plekje. Zullen we daar gaan zitten?' Ik kruip er heen, ik wurm me door de planken heen en ik zit. De mijnheer naast me kijkt wel erg verbaast.
'Kijk eens', de mijnheer kijkt en vlug glipt mijn vriendin ook op de bank. Héé, denkt die mijnheer, maar wij zitten goed. Langzaam wordt het donker. Het gaat beginnen! Alle spots floepen tegelijk aan. 'Kijk daar!' Daar komen de paarden in een mooie rij. Er staat een mevrouw bij met een glitterpakje en een pluim op haar hoofd. En met een zweepje en de paarden komen op hun achterbenen. En lopen in een wijde bocht weer weg.'Poeh,wat een vrouw.'
'Kijk daar eens een nijlpaard, hij komt recht op ons af! Puh, wat een stank, ga weg jij. Ah, daar is een zeehondje. Kijk eens, wat een schatje... Hij klapt met zijn vinnetjes. Oh, wat leuk!' Hij krijgt een bal, op zijn neus. Wat een schatje, en dan glibbert ie weer weg.
Daar komen de poedeltjes met een toefje op hun staart. En wat een kleine oogjes oortjes en manchetjes om hun pootjes en overal krulletjes, en ze moeten door een hoepel springen. Eentje vertikt het. 'Moet je een suikerklontje soms? Nou ja vooruit, hup daar door.' Nu gaan ze van de glijbaan. En daar hollen ze al weer weg.
Iedereen kijkt nu omhoog. Er staan een man en een vrouw. Poeh... Heel hoog zwaaien ze boven onze hoofden. Ze geven mekaar een zoen in de lucht. 'Zou jij dat durven, zo zoenen in de lucht?'
Iedereen kijkt naar beneden. Daar worden kooien opgebouwd. 'Ah, fijn, leeuwen!' Een stoere vent met een snor en haar op zijn borst en een piepklein broekje aan, leren armbanden, komt aanlopen met een stok. De leeuwen komen binnen, de man prikt met zijn stok. Ze moeten naar het midden komen.
En de leeuw moet gaan liggen. En de andere leeuwen moeten daar bovenop.
En als ze alle vier liggen dan zet de man zijn voet er bovenop.
'Wat zijn ze lief! Die tandjes, die ogen, die manen, ohh... als ik die toch eens mee naar huis zou kunnen nemen. Ik zou ze aaien, ik zou ze eten geven, lekker samen in het bad gaan, vrijen, lekker op de bank samen. 'Jij bent gek,' zegt mijn vriendin. 'Neem toch een jong klein poesje.' 'Ach welnee. Zo'n klein stom beest, wat heb ik daar nou aan. Een lééuw, die moet ik hebben. Ik ben verliefd.' 'Wel nee,' zegt m'n vriendin, 'jij bent hopeloos.' Kijk, de dompteur stopt zijn hoofd in de bek van de leeuw. En haalt hem daar vlug weer uit. Ah, het wordt donker. Ik kàn niet op mijn plaats blijven zitten. Ik moét hem aaien. Weet je, ik ga vast naar buiten. Tot strakjes.'
Buiten de tent is het aardedonker. Ik kan niks zien. Op de tast loop ik door de modder, het stinkt er. Daar zijn verschillende kooien. Ahh, daar zie ik m'n leeuw, hij slaapt. 'Oh, wat is hij lief. Die manen! Ik aai hem. Dag, lieve leeuw.' Hij doet zijn ogen open, slaat met z'n klauw naar me. Ik schrik me rot en ik begin te rennen als een pijl uit een boog. Ik voel me diep gekwetst!