Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.
'Ik vind dit niks,' mopperde dunne Dirk. 'Zo komen we nooit in het verre land. We gaan de verkeerde kant op. En ik moet ook nog tegen de stroom in peddelen.'
'Er zijn nergens borden waar VER LAND op staat,' zei tante Jo. 'Dat gaat niet goed.'
Ook Boris voelde zich somber. Dat kwam niet alleen door hat meisje met het rode haar, waar hij steeds aan moest denken. 'Zou het nu misgaan? Nu ze niet verder konden over de grote rivier. Zouden ze er nu niet achter komen wat er in het boek van de veerman stond?'
Het riviertje werd alsmaar smaller, het vlot paste er nauwelijks nog in.
Het gezelschap aan boord werd steeds stiller. Was dit het einde van hun tocht naar het verre land?
Ze voeren door een kleine appelboomgaard.
In het gebladerte van een appelboom zat een mooie dame hulpeloos om zich heen te kijken.
'Moet je nou zien!' zei Boris.
Dunne Dirk legde zijn roeispaan neer. 'Dag mooie dame,' zei hij. 'Wat kijkt u hulpeloos. Kan ik iets voor u doen?'
'Dag dunne man,' zei de mooie dame. 'Nou, graag. Wilt u een appeltje voor me plukken?'
'Natuurlijk,' zei dunne Dirk. Hij sprong van het vlot en klom lenig in de boom.
Fronsend keek tante Jo op naar de mooie dame. 'Een appeltje plukken? Kan ze dat zelf niet?'
Maar dunne Dirk zat al op de hoogste tak en plukte de grootste appel.
'U bent geweldig!' zei de mooie dame.
'Och, het was niets,' zei dunne Dirk bescheiden.
'Mag ik ook een appeltje?' vroeg een andere stem. In een tweede appelboom bleek nog een mooie dame te zitten.
'Fluitje van een cent,' zei dunne Dirk. Met een fraaie koprol liet hij zich uit de eerste boom vallen, om in de tweede te klimmen.
De mooie dames applaudiseerden.
'Opschieten Dirk, we moeten verder!' zei tante Jo ongeduldig. 'Ze kunnen er best zelf bij.'
'O, mag ik ook een appel, ik wil ook een appel,' zei een derde mooie dame.
En het klonk van alle kanten 'Hallo, hallo, hallo, Ik ook, ik ook, ik ook.'
Boris zag dat er zeven mooie dames in zeven appelbomen zaten. En voor al die zeven mooie dames plukte dunne Dirk appels.
'Dirk, kom nou!' bromde tante Jo jaloers.
Maar dunne Dirk zat op de hoogst tak en de zeven mooie dames waren bij hem gaan zitten.
'O dunne man, wat ben je knap!' zeiden ze. Dunne Dirk bloosde.
De mooie dames kroelden hem door zijn haren en aaiden hem over zijn wangen.
'Dunne man, wij waren zo eenzaam,' zeiden de mooie dames. Wil je bij ons blijven?'
'Bij jullie blijven?' vroeg hij. 'Voor altijd?'
'Dunne man, wil je met ons trouwen?' vroegen de mooie dames.
'Tja,' zei dunne Dirk. 'Ik weet het niet. We waren eigenlijk op weg naar het verre land, maar we mogen er niet langs en... O, mooie dames, wat zijn jullie mooi! Ik, eh...'
'Zo is het welletjes!' zei tante Jo.
Plotseling begon ze te snikken en riep: 'Dirk, Dirk, je moet komen!'
Dunne Dirk keek op. De mooie dames ook. Ze lieten dunne Dirk los.
'Een kind!' riep de eerste mooie dame.
'Een vrouw!' zei de tweede. 'Hij is al getrouwd!'
'Een hele familie!' riepen de mooie dames uit. 'Onze dunne man heeft al een familie! En nou wil ie ook nog met ons trouwen! Wat een schurk! Wij trouwen alleen met eenzame mannen,' zei een mooie dame. Dunne man, je bent een bedrieger. Verdwijn uit onze ogen!'
Boris had nog nooit zulke onzin gehoord, maar het bracht hem wel op een idee.
'Mooie dames!' riep hij omhoog. 'Ik weet iemand waar jullie mee kunnen trouwen.'
Hij vertelde over de waterwachter.
'Is het werkelijk?' vroegen de mooie dames gretig. 'Een knappe man? Helemaal alleen?'
'Hij is eenzaam, en hij kan niet zwemmen,' zei Boris.
De mooie dames gilden van plezier. 'Een eenzame waterwachter die niet kan zwemmen! We gaan met hem trouwen. Hoera!'
'Het is die kant op!' wees Boris.
'We gaan met hem trouwen, hoera.' 'Ja, het is die kant op.'
De mooie dames lieten zich uit de boom zakken. Juichend renden ze weg.
Boris keek hen na. Ho, ho, ho, wat stond die waterwachter een verrassing te wachten!
'En als we langzaam terugvaren naar de grote rivier, is daar vast niemand meer die ons tegenhoudt.'