Boris en het woeste water

placeholder
De website Haagse Kunstgrepen 2.0 is financieel mogelijk gemaakt door

Boris en het woeste water

Vraag of reactie?

Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.

placeholder

Boris en het woeste water

Hoofdstuk 1 / Rindert Kromhout

De vertaling

verteller: Tony Bloem
stem: Marc Krone
adaptatie tekst: Marijke de Jong

'Kom nou Neus, kom nou, anders komen we te laat!'
Het was een mooie dag in de herfst en Boris had het truffelvarken Neus aan de lijn. Ongeduldig trok hij aan de riem, maar Neus had geen haast. Bij iedere kluit aarde bleef hij staan om te snuffelen.
Boris zag dat de anderen al bijna bij de rivier waren. Op handen en voeten sloop dunne Dirk door het hoge gras.
Vlak achter dunne Dirk zat tante Jo op haar knieën. Ook zij had zich in het groen verstopt. Ze droeg een bloemetjesjurk en een wijde hoed en ze had een enorme zonnebril opgezet.
Tante Jo giechelde. 'Zullen we het doen?' vroeg ze. 'Zullen we erop af gaan?'
Dunne Dirk draaide zich om. 'We gaan erop af! Nu!'
Allebei tegelijk sprongen ze op en ze renden naar de waterkant.
'Aha!' riep dunne Dirk uit. 'Daar ben je!!'
Geschrokken sprong de veerman op. Het boek waarin hij had zitten lezen viel op de grond.
'Laat me toch niet altijd zo schrikken!' zei hij kwaad.
'Veerman, we willen met je mee,' zei dunne Dirk.
'De óóóverkant, we willen naar de óóóverkant!' zong tante Jo. 'Je had ons niet gezien, hè?' zei dunne Dirk. 'Vond je het spannend, dat we ineens te voorschijn sprongen?'
Nu moest de veerman lachen. 'Ja, heel spannend, dat weet je toch? Waar is Boris?'
'Ik kom al!' Boris gaf een ruk aan de riem. Eigenlijk vond het hij helemaal niet erg dat Neus liever de andere kant op wilde. Boris zelf zou dat ook wel willen, hij hield niet van varen. Toch ging hij mee, want tante Jo en dunne Dirk wilden dat zo graag. Gelukkig was het maar een klein eindje naar de overkant.
Hij stapte de veerpont op. Tegenstribbelend sjokte Neus achter hem aan.
De veerman stak een lange stok in het water en zette die af tegen de bodem.
De veerpont begon te varen.
'Heerlijk!' zei tante Jo. 'Falderie, we zijn op weg.' Tante Jo praatte graag, maar ze zong nog liever. Zingen was haar lust en haar leven.
'Ik ben zó benieuwd wat voor avontuur we vandaag gaan beleven!' zei dunne Dirk. Hij maakte een kniebuiging en een koprol en in één beweging zat hij naast tante Jo op het bankje.
'Dirk, wat ben je lenig!' zei tante Jo bewonderend.
'Goed hè?' zei dunne Dirk trots. 'Je zou niet zeggen dat ik al vijftig ben.'
Neus knorde en ging met zijn snuit over de rand van de reling hangen. Boris ging bij hem zitten, en krabbelde hem achter zijn oren. Dat vond het dier lekker.
Boris was dol op Neus. Hij verzorgde het varken al sinds hij in het eethuis was komen wonen. Ze hadden er hard gewerkt, net zoals tante Jo en dunne Dirk. Neus zocht altijd naar truffels voor de kok, en Boris hing elke avond slingers op, zodat het er feestelijk uitzag in het eethuis. Dat was een fijne tijd. Jammer dat die tijd voorbij was.
Verlangend keek Tant Jo naar de overkant van de rivier. 'Ik ben zo zenuwachtig,' zei ze.
'Vandaag gaat het gebeuren,' zei dunne Dirk, 'ik voel dat het vandaag gaat gebeuren.'
'Wat gaat er vandaag gebeuren?' vroeg de veerman.
'Een avontuur,' zei dunne Dirk. 'Vandaag gaan we een avontuur beleven. Eindelijk.'
De veerman moest lachen. 'Zoeken jullie een avontuur aan de overkant van de rivier?
Gaan jullie daarom steeds met me me?'
'Ja, ze waren op zoek naar een avontuur. Dit was al de derde dag dat ze naar de overkant wilden. En Boris wist waarom. Tante Jo en dunne Dirk verveelden zich.

Sinds het eethuis niet meer bestond hadden ze niks meer te doen en dat vonden ze verschrikkelijk. Vroeger was dat anders, toen beleefden ze altijd van alles en hadden ze een heerlijk leven. Maar tegenwoordig maakten ze nooit meer iets mee. En ze hielden zoveel van avontuur en spanning en drukte!
De veerman schudde zijn hoofd. 'Al zeven jaar vaar ik op en neer, telkens weer, van de ene kant naar de andere. En ik zeg je: er gebeurt daar nooit iets.'
Tante Jo sloeg haar ogen neer. 'Hij heeft gelijk,' zei ze somber. 'Er gebeurt nooit iets aan de overkant van het water. Nooit een avontuur...'
Bestond ons eethuis nog maar! Was alles maar bij het oude gebleven! Wat hadden we een heerlijk leven. En nu... Arme wij!'
Boris kreeg er tranen van in zijn ogen. Hij vond hen zielig.
Zelf verveelde Boris zich nooit. Elke middag ging hij met Neus het bos in, om naar knollen te graven en de vogels te voeren. Maar als hij dan thuiskwam, zaten tante Jo en dunne Dirk stilletjes achter het raam, omdat ze de hele dag weer niks hadden beleefd.
Maar nu... droeviger dan nu had Boris hen nog nooit gezien. Wat kon hij zeggen om hen te troosten? Hij wist het werkelijk niet.
De veerman glimlachte. 'Luister eens,' zei hij. 'Ik weet misschien wel een avontuur voor jullie.'
'O ja?' Tante Jo en dunne Dirk veerden op. 'Is het heus? Een avontuur? Wat voor avontuur?'
De veerman stak zijn vaarstok diep in de blubber en bond er een touw omheen, zodat de pont midden in de rivier stil kwam te liggen. Hij pakte zijn boek op en zei: 'Moet je dit eens zien.'
'Het boek waar je altijd in zit te lezen,' zei dunne Dirk. Je zit er al dagen mee op schoot. Waar gaat dat boek eigenlijk over?'
'Ik heb geen flauw idee waar het boek over gaat', zei de veerman. Maar wat er in dat boek staat is geheim.
'Hoezo geheim?' vroeg tante Jo.
'Omdat ik het niet kan lezen. Het is een vreemde taal.'
'Maar zou je niet willen weten wat het betekent? ' zei Boris. 'Ik wel, als het mijn boek was.'
'Natuurlijk zou ik dat willen weten,' zei de veerman. 'Maar ik heb geen tijd om het uit te zoeken. Dat boek komt uit een ver land. Ik zou best naar dat verre land willen, maar ik kan hier niet weg. Ik moet op mijn post blijven. Zonder mij komt niemand aan de overkant.'
'En nou had ik zo gedacht,' ging de veerman verder, 'als jullie eens voor mij naar dat verre land gaan om te vragen waar dat boek over gaat.'
'Naar een ver land?' vroeg dunne Dirk. 'Moeten we op reis?'
'Precies,' zei de veerman. 'Dan hebben jullie je avontuur en kom ik het geheim van mijn boek te weten.'
'Hoe komen we daar?' vroeg Boris. 'We hebben geen paard en wagen om mee op reis te gaan.'
'Met dat schip.' De veerman wees op een oud vlot dat tussen het riet lag. Het was gemaakt van aan elkaar gebonden boomstammen en er stond een tentje op, om in te schuilen als het regende.
Tante Jo en dunne Dirk begonnen te juichen. 'Hoera, we gaan op reis! Wat een prachtig schip ligt daar voor ons klaar!' Niemand zag hoe stil Boris plotseling was geworden. Een reis op het water, iets akeligers kon hij zich niet voorstellen.