Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.
Jim woont in Amsterdam.
Daar zijn hoge huizen.
Als Jim naar buiten gaat, moet hij drie trappen af.
En als hij naar binnen gaat, moet hij drie trappen op.
Want hij woont driehoog.
Voor het huis staat een boom.
Als Jim bij het raam van de kamer staat, is het net of hij in de boom woont.
Met zijn hand kan hij de blaadjes aanraken.
In de diepte is de straat.
Jim kijkt graag naar de tram en de auto's.
Hij tekent de tram.
Dit is de tram van Jim. En dit is het huis in de boom.
Jim speelt vaak alleen.
In zijn huis is hij het enige kind.
Pappa en mamma zijn groot.
Soms komt Flip spelen of Wout.
Die zitten bij Jim op school.
'Flip en Wout hebben twee opa's,' zegt Jim, 'en twee oma's.
Waarom heb ik maar één opa?
Waar is die andere opa?'
'Die is dood,' zegt mamma. 'Al lang.'
'Was het een aardige opa?' vraagt Jim.
'Hoe zag hij eruit?'
'Dik,' zegt pappa, 'heel dik.
Zijn buik was rond en als hij lachte, was zijn gezicht ook rond.
Hij lachte vaak en als hij lachte,' zegt pappa, 'dan moest ik ook lachen, dan moest iedereen lachen.'
Zonde dat die leuke, ronde opa dood is.
'Kon opa goed torens bouwen van blokken?' vraagt Jim.
'Opa kon prima torens bouwen.
En hij was geweldig in spelletjes.
Niemand kon van hem winnen.
En hij vertelde prachtige verhalen.
Toen ik klein was, bracht opa mij altijd naar bed en dan vertelde hij altijd een verhaaltje. Altijd!'
'Waarom doe jij dat niet?' vraagt Jim.
'Ik kan het niet zo goed,' zegt pappa.
Als Flip en Wout weer praten over hun twee opa's, zegt Jim: 'Ik heb ook twee opa's.
Een gewone en een dode.
En die dode opa, die kon alles.
En alle spelletjes.'
Jim tekent zijn opa.
Een ronde buik en een rond hoofd.
Dat is niet moeilijk.
'Kijk,' zegt Jim tegen mamma.
'Nu moet jij eronder zetten dat dit opa is.'
Mamma neemt een potlood.
Ze maakt eerst een rondje.
'Wat is dat,' vraagt Jim.
'Dat is de o,' zegt mamma.
'De o van opa.'
Jim maakt een hele rij opaatjes.
Een grote o met een kleine o er bovenop.
Hij tekent een tram met opa erin.
'Lijkt dit op opa?'
'Het lijkt precies,' zegt pappa.
Jim is blij dat zijn opa op een o lijkt.
Want een o is niet moeilijk om te tekenen.
De gewone opa komt op bezoek.
Met oma in de auto.
Die auto lijkt op een halve hoed.
Jim kan hem tekenen.
De gewone opa neemt kadootjes mee.
Ze zitten in de zakken van zijn jasje.
Jim mag ze eruit halen.
Soms heeft opa niets in zijn zak.
Dan is het kadootje te groot.
'We moeten eerst verder zoeken,' zegt opa.
'Eerst maar eens in de auto kijken.'
En ja hoor, daar ligt het al.
Jim vindt het heerlijk om kadootjes te krijgen.
Uitpakken is ook fijn.
Jim bewaart het pakpapier.
Hij heeft een hele stapel.
Met sterretjes, met kabouters, met scheepjes, met vlaggen.
Hij laat het zien aan Flip. Zijn beste vriend.
'Hier zat de verfdoos in,' zegt hij.
'En hier zat lego in.'
Hij weet het precies.
Als opa en oma er zijn, is het feest.
Gelukkig komen zij vaak.
De dode opa komt niet.
Dat is logisch.
Jim heeft nog nooit een kadootje van hem gekregen.
Ook geen ijsje.
En geen geld voor de kermis.
Daar kan de dode opa niks aan doen.
Want toen Jim op de wereld kwam, was hij al dood.
Jim en zijn opa zijn geen dag samen op de wereld geweest.
Jim kijkt naar de foto van zijn opa.
Dikke opa noemt hij hem.
Of dode opa.
Of opa Heerlen.
Want hij woonde in Heerlen, net als oma Heerlen.
'Als jij nog leefde, kwam je dan mee met oma Heerlen?' vraagt Jim.
'Ja hè? En wat bracht je dan mee?
Vast een treintje.
Een treintje dat vanzelf kan rijden.'
Als hij met Flip speelt, zegt hij: 'Ik heb een trein van mijn dikke opa. Met drie wissels.'
Mag ik ermee spelen?' vraagt Flip.
'Dat kan niet, hij is in Heerlen.
Als ik naar oma ga, speel ik ermee,' zegt Jim.
Hij tekent de trein voor Flip.
En voor Wout tekent hij de tuin in Heerlen.
'Ik mag ook een stukje tuin van mijn dikke opa,' zegt hij, 'en weet je wat ik erin zet?
Bonen en bloemen.'
Jim krijgt steeds meer kadootjes van zijn dode opa.
Alleen zit er nooit pakpapier omheen.
Daarom maaktJim dat zelf.
Met verf en kleurpotloden.
Het stapeltje papier van dode opa is net zo hoog als dat van levende opa.
Daar zorgt Jim wel voor.
Hij houdt van allebei zijn opa's evenveel.
Jim vindt tekenen leuk, maar spelletjes ook.
Dammen, kwartetten, kaarten.
'Wat lijk je toch op opa,' zegt oma Heerlen.
Zij was getrouwd met opa Heerlen, toen hij nog niet dood was.
Jim gelooft haar niet.
Hoe kan hij op opa lijken, die zo rond was als de letter o.
'Opa hield veel van spelletjes,' zegt oma, 'net als jij.'
Als oma al weer een tijdje weg is, wordt er een groot pak bezorgd voor Jim.
Een man sjouwt het de trap op.
Het pak ligt op zijn rug.
Er kan wel een heel varken in.
'Woont hiet Jim Jansen?' vraagt de man.
'Ik ben Jim,' zegt Jim.
'Okee,' zegt de man, 'dan mag u hier tekenen.'
Jim zet zijn naam. Jim.
'Alstublieft, meneer Jim,' zegt de man.
'Komt helemaal uit Heerlen.'
Jim trekt zelf het papier los.
En knipt de touwen door.
Uit het pak komt een kastje.
Jim staat raar te kijken.
Hij hoopte dat er een kiepauto in zat.
Maar het is alleen maar een kastje.
Een oude-mensen kastje!
Mamma komt kijken.
'Wat zit er in het pak?'
'Een stomme kast,' zegt Jim.
'Helemaal niet stom,' zegt mamama. 'Juist mooi. En zoveel laatjes. Daar kan de hele wereld in.'
Jim trekt kwaad aan de laatjes en de deurtjes.
Piepend gaan ze open.
'Er zit al iets in,' zegt mamma.
Dat is waar.
In elk laatje ligt iets en achter elk deurtje staat iets.
Jim weet niet wat hij ziet.
Een laatje met damstenen.
Een laatje met dominostenen.
Een laatje met dobbelstenen.
Een deur met een doos vol kaarten erachter.
Een deurtje met een pokerbeker.
Een deurtje met niets erachter.
Een grote la met een dambord, een schaakbord, een ganzenbord en borden die Jim niet kent.
Zakjes met puzzelstukjes en zes prachtig ingepakte sigaren.
'Dit is het kastje van opa,' zegt mamma.
'Waar pappa het altijd over heeft.'
Jim is de auto met de kiep opeens vergeten.
Hij loopt om het kastje heen.
Hij doet de laatjes open en weer dicht.
Hij draait de laatjes op slot met het sleuteltje.
Hij wrijft een krasje weg met spuug.
Mamma geeft hem was om het hout mooi te maken.
Als pappa thuis komt, laat Jim het kastje zien.
Het glimt en ruikt erg naar wrijfwas.
Pappa gaat erbij zitten.
'Het speelkastje,' zegt hij.
Jim speelt elke dag met een spel uit opa's kastje.
Hij heeft niemand om mee te spelen, maar daar weet hij iets op.
Hij maakt een berg van kussens op een stoel.
Daar zet hij een hoed op.
Hij duwt een sigaar tussen de bovenste kussens.
Hij legt twee stapeltjes kaarten op de tafel.
'Jouw beurt, opa,' zegt hij.
Opa Heerlen is goed in kaarten.
Niemand kan van hem winnen.
Maar Jim maakt hem in.