Alle hens aan dek  2

placeholder
De website Haagse Kunstgrepen 2.0 is financieel mogelijk gemaakt door

Alle hens aan dek  2

Vraag of reactie?

Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.

Alle hens aan dek  2

Herman het kind en de dingen / Harrie Geelen

De vertaling

verteller: Erik Bloem
stem: Helmert Woudenberg

Als Herman het kind in bed ligt praat hij altijd met de dingen: de knop van het licht, vaasje, de pop zonder hoofd en het hoofd van de pop zonder hoofd... de dingen begrijpen niet alles meteen, maar Herman het kind weet gelukkig heel veel.

Het was al kwart over goeienavond en Herman het kind sliep helemaal niet.
'Hoe komt dit?' vroeg de beer bij te tenen.
'Ik heb dorst,' zei Herman het kind.
'Ik moet een glaasje water.'

'Water,' bladerde het prentenboek.
'Ik hèb een plaatje met water.
Hier.
Met een vis.'
'Ik ben dus een vaasje,' zei vaasje.
'En soms moet ik water hebben voor een bloem.
Maar ik snap niet waar het vandaan komt.
Ik weet niet veel.
Want ik ben maar een vaas.

'Toevallig weet ìk wél heel veel,' zei de knop van het licht.
'Want ik ben de knop van het licht.
Volgens mij komt water gewoon uit de muur.'
'Er zit water in de kraan in de keuken,' zei Herman het kind.
'Maar ik durf het niet goed zelf te halen.
Want het lampje is stuk op de gang.'
Alle speelgoed dacht diep na en de knop van het licht ook.
Maar het hielp niet.

Toen kwam de brandweerauto met de echte ladder om de hoek van de blokkendoos.
'Water?' zei de houten brandweerman voorin.
'In de keuken?
Bij de gootsteen soms?
Ik heb een echte ladder.'

En hij reed door het donker van de gang, over de koude keukenvloer tot bij de kraan.
En even later was hij terug met een vol bekertje en hij had bijna niet gemorst.

Alle speelgoed stond om de stoel bij het bed van Herman het kind.
En op de stoel lag een wit ding.
' Als het een propje is, wil ik het nu hebben,' zei de prullenbak.

'Nee, het is geen propje,' kraakte de stoel.
'Ruik maar. Ik denk dat het een bloem is.'
'Ik ben dus een vaasje,' zei het vaasje.
'Als dat ding een bloem is, wil ik het hebben.'
'Het is een zakdoek,' zei Herman het kind.
'het is de zakdoek van mamma.
Hij ruikt altijd lekker.
Maar ze heeft erin gehuild.'

'Wat is huilen?' vroeg de knop van het licht.
'Dan komt er water uit je,' zei de brandweerman.
'Aha. Een kraan,'zei de beker. Ik kèn een kraan.'
'Ze heeft gehuild omdat oma dood is,' zei Herman.
'Dat is ook erg.
Ik heb zelf even gehuild.
Het komt omdat het jammer is dat oma dood is.'

Alle dingen dachten even aan oma.
Veel speelgoed was een kadootje geweest. Van oma.
'Ik ben blij dat u het aan de kamer verteld hebt,' zei de zakdoek op de stoel.
'Want ik begrijp het zelf niet goed.'
'Ik begrijp het ook niet,' zei Herman het kind.
'Dan is het vast heel moeilijk.' zei de pop zonder hoofd van onder het bed.
'Want u begrijpt heel veel, Herman het kind.'
'Iedereen gaat op een keer stuk,' zei Herman het kind.
'Dat is waar,' zei het losse hoofd van de pop zonder hoofd.
Herman het kind viel in slaap.
Niemand praatte meer.
En 's ochtends was de zakdoek droog.

De wekker van Herman het kind was een beetje boos.
Op de bruine fles die voor hem stond.
'Ga opzij,' zei hij.
'Anders kan Herman het kind niet zien hoe laat ik ben.'
'U moet wel beleefd praten, hoor,' zei de lepel naast de fles.
'Want dit is geen gewone fles. Hij doet hele goede dingen.'

'Ik doe ook hele goede dingen,' antwoordde de wekker.
'Ik maak Herman het kind wakker als ik half acht ben.
Dan staat hij op.'
'Herman het kind staat morgen niet op,' zei de fles.
'Hij maakt rare geluiden.
Ik kan het weten, want ik ben een hoestdrank.'
'Hij is ziek,' fluisterde de lepel.

'Hij is helemaal niet ziek!' tikte de wekker.
'Hij is Herman het kind.
En het rare geluid dat hij maakt is niet erg.
Ik denk dat hij half acht is.
Dan maak ik zelf ook een raar geluid.'
'U moet wel beleefd blijven, hoor,' zei de lepel.
'De fles heeft een heel deftige naam.
Hij heet Driemaal daags een eetlepel.
En hij moet Herman het kind beter maken.
En ik help hem erbij.'
' Zeg eens wat, Herman het kind,? vroeg de wekker.
'Uche, uche,' zei Herman. Hij had geen zin om te praten.
'Zal ik de kamer maar donker maken?' vroeg de knop van het licht zachtjes.
'Doe maar, 'zei de fles.
'Niet meer praten,' zei de lepel.
'Sjt,' zei de knop van het licht.
Alleen de wekker bleef kwaad in het donker rondkijken.
Met groene oogjes.

Herman het kind lag in het grote bed bij tante en luisterde naar de geluiden.
De bomen bewogen in de tuin.
De gordijnen bewogen bij het raam.
De verwarming van tante deed tienk poenk.
En beneden in de kamer werd gepraat.
Door tante en oom.
'Wil je mij voorlezen?' vroeg het boek op de stoel.

'Je hebt zelf verhaaltjes, boek,' zei Herman het kind.
'Maar jij maakt andere, zeurde het boek.
'En ik vind het niet leuk bij tante en oom.
Dit is onze kamer niet. En ons bed niet. We zijn helemaal alleen.
Waar zijn de andere dingen?'
'Thuis,' zei Herman het kind.
'De beer, de pop zonder hoofd, de brandweerwagen.'
'Zal ik dan maar dicht op die stoel blijven liggen?' zuchtte het boek.
'Dan kan je slapen'.
'Ik wil niet slapen,' zei Herman het kind.
'Ik wil wachten op mamma.'

'Lees me dan voor,' zeurde het boek.
Herman het kind pakte het boek, hield het ondersteboven en begon te lezen.
'Op een dag gebeurde er niks. 's Ochtends was er niks.
's Middags was er niks.
En 's avonds was er nog steeds niks.'
Het boek sloeg boos dicht.
'Dat verhaaltje ken ik al, Herman het kind!'
'Ssst,' zei Herman het kind.
Stappen op de trap.

'Ik geloof dat er iemand aan komt,' knarste de klink van de deur.
'Ik zal maar even opendoen.'
'Hermannetje, slaap je al?' vroeg tante.
'Ja,' zei Herman.
'Zal ik het dan morgen maar vertellen?' vroeg tante.
'Ja,'zei Herman.
'Je hebt een klein broertje,' zei tante.
'Josefje. En papa komt je morgen halen. Welterusten.'
Ze deed de deur van de kamer weer dicht.

Herman het kind tilde het boek van zijn schoot en sloeg het open.
'Er was eens een jongetje dat Josefje heette,' zei hij in het donker.
'En zijn grote broer heette Herman.
Herman het kind.